Onderzoeksrapport: 8 tips voor publieksparticipatie in de praktijk

2 aug 2016

Door Valerie Veenvliet

Fotografie

Flickr / Flickr

Participatie wordt een steeds vaker gehoord begrip in de Nederlandse museale sector, maar waar komt deze wens om te participeren vandaan en hoe wordt dit uitgevoerd door musea? Binnen de plannen voor 2017-2020 bood minister van Onderwijs, Cutuur en Wetenschap Jet Bussemaker veel ruimte voor de ontwikkeling van participatie in de Nederlandse culturele sector. Niet alleen Bussemaker lijkt het belang van participatie te erkennen: ook de beleidsplannen van het Amsterdam Museum, Museum Boerhaave, Museum Rotterdam en vele andere musea nemen participatie als criterium op. Voor haar opleiding Publieksgeschiedenis aan Universiteit van Amsterdam deed Valerie Veenvliet onderzoek naar de ontwikkeling van publieksparticipatie in de Nederlandse museumsector. In dit artikel lees je de belangrijkste conclusies en 8 concrete tips voor het toepassen van publieksparticipatie in de praktijk.

Valerie Veenvliet onderzocht de opkomst van publieksparticipatie aan de hand van drie actoren: de academici, het beleid en de museumprofessional. Ook keek ze naar hoe de casestudy ‘Mix Match Museum’ publieksparticipatie inzet in de praktijk. Dit deed ze door interviews te houden met alle betrokken musea, de deelnemers en een kort publieksonderzoek uit te voeren. Dit onderzoek geeft een overzicht waarom publieksparticipatie belangrijk geworden is in de museumsector en hoe de uitvoering hiervan vandaag de dag gedaan wordt.

Een korte terugblik: de opkomst van publieksparticipatie

Participatie is tegenwoordig niet meer weg te denken uit de museumsector, terwijl het een relatief recente ontwikkeling is. De Nederlandse museumsector was halverwege de vorige eeuw erg objectgericht. De focus lag op het conserveren en beheren van de collecties. Voor het publiek dat naar deze musea moest komen, was nog weinig aandacht. De basis voor de participatietrend van nu ontstaat pas in de jaren ’90. Er verschijnen academische teksten over de omgang met publiek en ook lijkt de Nederlandse sector voor het eerst de internationale focus op publieksomgang te omarmen. De focus in de musea komt te liggen op de representatie van alle verschillende bevolkingsgroepen en de basis voor de latere publieksparticipatie lijkt geboren. 

Hoewel in deze jaren de daadwerkelijke inhoudelijke publieksparticipatie nog onbekend blijft, wordt in 1994 op een congres van de Nederlandse Museumvereniging voor het eerst gesproken over het samenwerken met een Turkse intercedent om te kijken hoe de Turkse gemeenschap beter vertegenwoordigd kan worden in musea. 

De echte doorbraak op het gebied van inhoudelijke participatie komt wanneer het new collecting opkomt aan het einde van de twintigste eeuw. Dit houdt in dat musea gaan verzamelen samen met de gemeenschap en een platform bieden aan de verhalen van bezoekers. Hierdoor wordt de publieksparticipatie voor het eerst daadwerkelijk inhoudelijk ingericht. Tegelijktijdig ontwikkelt zich een focus op social inclusion in de Nederlandse musea. Hierbij worden achterstandsgroepen uit de Nederlandse samenleving actief betrokken bij musea en wordt getracht om deze samenwerking op lange termijn te garanderen.

Aan het einde van de twintigste eeuw gaat het museumpubliek dus een actieve rol spelen. Het publiek wordt één van de belangrijkste factoren waar het museum rekening mee houdt en krijgt bovendien aan het eind van de twintigste eeuw een stem binnen de museale presentatie. 

Publieksparticipatie in praktijk: Mix Match Museum

Terug naar de hedendaagse praktijk: de afgelopen jaren hebben verschillende musea in Nederland zich gewaagd aan participatieve projecten. De manier waarop een museum kan samenwerken met het publiek en het publiek daadwerkelijk inbreng kan geven in tentoonstelling is nog volop in ontwikkeling. Bekende boeken zoals The Participatory Museum van Nina Simon bieden hulp aan musea om participatie in te voeren en te streven naar daadwerkelijke co-creatie met het publiek. Een voorbeeld van zo’n project waarin participatie centraal staat is Mix Match Museum.

Het Mix Match Museum project is zowel een samenwerkingsproject tussen zes verschillende musea als een publieksparticipatieproject. Omdat dit project door zes verschillende musea is uitgevoerd, biedt dit een mooie kans om de uitwerking van publieksparticipatie te vergelijken. De zes deelnemende musea zijn het Amsterdam Museum, Groninger Museum, Kröller Müller Museum, Museum Boerhaave, Twentse Welle en het Van Abbemuseum.

Op 10 oktober 2014 ging de website www.mixmatchmuseum.nl online voor bezoekers. Op deze website kunnen bezoekers een selectie maken uit de 300 objecten, afkomstig uit deze verschillende musea. Deze selectie moest voorzien worden van een motivatietekst waarin uitgelegd werd waarom deze objecten samen een tentoonstelling zouden moeten vormen. De meest inspirerende tentoonstelling ideeën werden vervolgens uitwerkt tot daadwerkelijke tentoonstellingen in de deelnemende musea.

Mix Match Museum

De publieksparticipatie in dit project was tweeledig. Er was sprake van de online participatie op de website, maar ook van de fysieke participatie zodra een tentoonstellingsidee van een participant werd uitgewerkt. Binnen de uitvoering van het project waren de zes musea vrij om hun eigen keuzes te maken, ook qua doorvoering van participatie. Opvallend genoeg is de mate van participatie van de verkozen participanten grotendeels gelijk gebleven. De participatie binnen Mix Match Museum is vooral beperkt gebleven tot het kiezen van de werken en het inbrengen van de zaalinformatie. Bij de grotere beslissingen, zoals het zaalontwerp of de plaatsing van de objecten zijn de participanten niet of nauwelijks betrokken. Uit navraag blijkt dat dit gedaan is omdat dit specifieke kennis vereist, bijvoorbeeld omdat er rekening gehouden moet worden met lichtinval. Deze kennis delen met de participanten zou te veel tijd gaan kosten, dus is in bijna alle deelnemende musea gekozen om de participanten niet te betrekken bij het zaalontwerp. De participanten van Mix Match Museum hebben dit over het algemeen niet als een gemis ervaren. Wel gaven enkele deelnemers aan graag van te voren geweten te hebben hoever de participatie zou gaan, ook omtrent het zaalontwerp. Dit bleef nu onduidelijk.

De meeste participatie werd door de musea doorgevoerd in extra handelingen. Dit waren handelingen die niet direct te maken hadden met de opbouw of indeling van de tentoonstelling, maar betroffen randzaken zoals het schrijven van blogs en het afgeven van interviews. Uit deze indeling is te zien dat daadwerkelijk overleg en co-creatie binnen de tentoonstelling deels achterwege is gebleven bij het Mix Match Museum project. De door de museumprofessionals genoemde reden hiervoor was veelal tijd. Het overleggen en delen van kennis kost veel tijd: tijd die meestal schaars is in musea. Vandaar dat de deelnemende Mix Match Museum musea vooral kaders gaven aan de deelnemers, waarbinnen zij mochten opereren. De inhoudelijke inbreng van de participanten is hierdoor heel beperkt gebleven, waardoor de participatie in Mix Match Museum nog erg ‘top-down’ van karakter is gebleken.

8 concrete tips voor publieksparticipatie in de praktijk

Door de veelvoud aan musea en participanten betrokken bij Mix Match Museum, geeft dit project een mooie kans om verbeterpunten samen te stellen voor vervolgprojecten. De tips zijn afgeleid van een museumproject, maar kunnen van toepassing zijn op diverse culturele instellingen. Hoe kunnen culturele organisaties hun gebruik van publieksparticipatie optimaliseren?

1. Stel (haalbare) doelen op

Een participatieproject moet waarde toevoegen aan de organisatie, maar ook aan de betrokken deelnemers en aan het publiek. Om daadwerkelijk van toegevoegde waarde voor al deze partijen te kunnen zijn, moet er van te voren bepaald worden wat er bereikt zou moeten worden met het participatieproject. Een voorbeeld van een participatiedoel is het inbrengen van persoonlijke objecten voor een tentoonstelling om zo een verhaal beter te kunnen verbeelden of vertellen. Door doelen te stellen aan participatieprojecten wordt de waarde en relevantie van het project verhoogd voor alle betrokkenen.

2. Bepaal regels met betrekking tot de participatie

Met het stellen van regels wordt voor de betrokken partijen duidelijk wat er van een ieder verwacht wordt. De regels geven een duidelijk kader tot hoever de betrokkenheid gaat tijdens het participatieproject. Door dit duidelijk aan te geven zorgen culturele instellingen ervoor dat de verwachtingen van deelnemers realistisch zijn, wat frustraties of teleurstellingen zal helpen voorkomen.

3. Publieksparticipatie kost tijd

Een participatieproject duurt veel langer dan het samenstellen van een standaard tentoonstelling. Het proces van overleg met de kandidaten vergt meer energie en beslissingen kunnen daardoor vertraagd worden. Daarnaast moet er constant een dialoog plaatsvinden tussen de organisatie en de participant. Een participatieproject kan niet als een klein bijproduct gezien worden, maar verdient veel tijd en aandacht van alle betrokken partijen. Als er te weinig uren vrij zijn bij de culturele instelling om aan een participatieproject te besteden, leidt de mate van participatie hier onder en blijft er niet genoeg tijd over voor een goede dialoog.

Publieksparticipatie in de praktijk

4. Zorg ervoor dat de gehele organisatie achter publieksparticipatie staat

Omdat een participatieproject een samenwerking is tussen meerdere partijen, staat de uitwerking van het project vaak niet in zijn geheel van te voren vast. Dit zorgt voor onzekerheden in de planning en productie. Het is daarom belangrijk dat de gehele organisatie achter de participatieplannen staat en op de hoogte gehouden wordt van de ontwikkelingen. Daarnaast zullen culturele instellingen een deel van hun gezag uit handen moeten geven aan de participanten. Dit vraagt om eensgezindheid binnen de organisatie en het collectief onderkennen van het belang van participatieprojecten.

5. Onderhoud goede communicatie

Om de samenwerking in goede banen te leiden is het onderlinge contact tussen de organisatie en de participant doorslaggevend. Het is belangrijk dat de culturele instelling de participant voldoende op de hoogte houdt over het proces en de te maken stappen. Ook als er onverwachte tegenslagen zijn of veranderingen aangebracht worden is de communicatie richting de participant cruciaal. Dit klinkt behoorlijk vanzelfsprekend, maar in de praktijk kost dit communiceren veel tijd. Een goede communicatie zorgt ervoor dat de participanten zich meer betrokken voelen bij het project.

6. Kies een duidelijke doelgroep

Door een duidelijke doelgroep te kiezen kan er voor het project een duidelijke marketingstrategie uitgezet worden. Hierdoor kan een hogere participatiegraad bereikt worden. Hoe hoger de participatiegraad, hoe waardevoller het project.

7. Ga zorgvuldig om met de visie van participanten

Omdat er sprake is van een samenwerking tussen de culturele instelling en de participant, is het belangrijk dat er genoeg respect uitgaat naar de visie van de participant. Organisaties moeten zich bewust zijn van de motieven van de participant. De participanten geven hun visie op het project aan de organisatie en hebben hun eigen argumentatie voor deze visie. Het originele concept van de participant moet hierbij in acht worden genomen. De participant moet tenslotte nog wel tevreden zijn met de uitwerking van zijn of haar idee. Het is daarom belangrijk om te controleren of de visie van de participant overeenkomt met de uiteindelijke uitwerking van het project. In het geval van wijzigingen in het oorspronkelijke concept, moet nadrukkelijk om de zienswijze van de participant gevraagd worden.

8. Zorg voor goede nazorg

Nadat het project tot stand is gekomen, houdt de samenwerking niet op. Het is belangrijk om afspraken te maken voor de nazorg. Denk hierbij aan regels met betrekking tot het retourneren van bijvoorbeeld collectie-items, maar ook aan het doorspelen van publieksreacties op het eindproduct naar de participanten. Het kan van toegevoegde waarde zijn om participanten te betrekken bij publieksrondleidingen of speciale evenementen. Dit verhoogt de betrokkenheid en geeft ook mogelijkheid tot interactie tussen publiek en participant. Het is bovendien belangrijk om afspraken te maken over bezoekregelingen, zoals de optie tot vrijkaarten voor de participanten. Tot slot is het belangrijk om samen met de participanten het project en de samenwerking te beschouwen na afloop. Zo kan er ook op het einde nog geleerd worden van elkaars ervaringen.

Dit artikel is een samenvatting van het onderzoek van Valerie Veenvliet naar publieksparticipatie in de museale praktijk. Download hier de volledige scriptie.